Een in bergachtige gebied staande molen met een horizontaal geplaatst schoepenrad waar een krachtige straal water tegenaan wordt gespoten. Tegenwoordig kan men dergelijke molens nog aantreffen in Noorwegen, waarvan enkele nog maalvaardig zijn.
Er is veel minder kracht nodig om het vertikaal geplaatste waterrad rond te krijgen. Wel draait het dan langzamer en moet je dus met een overbrenging de juiste snelheid van de maalsteen bereiken.
Dat is een scheprad. Het rad aan de molen van de Groote Polder was smal en hoog.
Als het aantal schoepen gelijk zou zijn geweest dan zou het hoge, smalle scheprad sneller moeten hebben gedraaid.
Een onderslag waterrad is dan het goedkoopst en werkt goed in een sterke, trage stroom.
Bij een groot verval in hoogte, meer dan 2 meter.
Deze wordt door de zwaartekracht gedreven.
Deze wordt deels door zwaartekracht gedreven en deels door waterdruk.
Deze wordt door waterdruk gedreven.
Beide systemen zouden kunnen maar ik zou gaan voor het Sagebien rad. Dat is bij uitstek geschikt voor gebruik in trage brede stromen en heeft een hoger rendement dan het Poncelet rad.
Het gaat vrijwel zeker regenen. De luchtmoleculen gaan dichter op elkaar zitten en drukken de watermoleculen uit de lucht.
Vrijwel altijd. We leggen hem alleen andersom als we verwachten dat de wind onder het draaien zal krimpen.
Hoog in een wolk heerst een zeer lage temperatuur. Daar komt onderkoeld water voor en stofdeeltjes. Die stofdeeltjes zorgen voor kristallisatie van de onderkoelde deeltjes tot sneeuwkristallen (ijs). IJs heeft een lagere dampdrukwaarde dan onderkoeld water. Dat wil zeggen dat de kristallen aangroeien ten kosten van het onderkoeld water. Dat is het Wegener-Bergeron-Findeisen effect.
Na het verstellen van de vang trekt de vangbalk (via sabelijzer) extra sterk aan het sabelstuk. De vang zal dus bovenaan, vaak linksboven aan, aan kunnen gaan lopen (kopstuk en schouderstuk). Je kunt met een plankje of houtje tussen de rijklamp en rust dit probleem vaak wel verhelpen.
Een windkoppel bestaat uit vier spaken die tegenover elkaar door een kruiboom zijn gestoken en gebruikelijk op een standaardmolen. Een kruirad of een kruiwiel bestaat uit tenminste zes spaken, onderling verbonden door stalen ringen.