Les 05
(2022)

Dat zie je omdat een front met de wind meetrekt en je de wind kunt bepalen door de isobaren te volgen. Maar je kunt het nog eenvoudiger zien: de meteorologen tekenen de driehoekjes en bolletjes aan de kou- en warmtefronten altijd aan de kant van de lijn waar de fronten naar toe trekken.

1015 hPa.

De Hadley cel bij de evenaar: warme lucht stijgt op naar de tropopauze, beweegt zich noordwaarts, koelt af en daalt neer rond 60 graden NB, om dan over de aardoppervlakte zuidwaarts te trekken. De Polaire cel: lucht daalt neer bij de pool en beweegt zich zuidwaarts over het aardoppervlak, warmt op en stijgt op 30 graden NB op naar de troposfeer, om dan weer noordwaarts te keren. De Ferrel cel bevind zich er tussen en draait als een virtueel tandwiel daartussen: noordwaarts langs de tropopauze, zuidwaarts langs het aardoppervlak.

Door de golving krijg je snelheidsverschillen in de bochten. Daardoor drukverschillen, die in de atmosfeer doorzetten naar beneden en zich versterken. Zo ontstaan lagedrukgebieden. Deze worden door de straalstroom "meegetrokken" en veroorzaken warmte- en koufronten.

Dat zijn: de millibar (mbar), de hectoPascal (hPa), en de millimeter kwikdruk (mmHg). mbar en hPa zijn aan elkaar gelijk, de mmHg is bij benadering 3/4 van de hPa. De SI eenheid is gangbaar, dat is de hPa.

Een warmtefront.

Die zakt, want het koufront is een bult koude lucht die voorbij komt trekken.

1) Het Coriolis effect dat een afwijking naar rechts veroorzaakt (als je de wind in de rug hebt) en 2) het temperatuursverschil, dat een drukverschil genereert en zo een kracht uitoefent: je hebt wind.

Zeker wel! Nu is het winter, dan kondigt een front vaak hagel of (natte) sneeuw aan, snotgladde hekkens, maaldekken en stellingplanken en planken zeilen. In de zomer is het een verfrissend buitje.

Wind die uit een buienwolk valt en windstoten veroorzaakt die uit de richting van de wolk lijken te komen.

Als de depressie ten Z langs trekt zitten we aan de relatief rustige bovenkant waar nauwelijks fronten voorkomen, hooguit een occlusiefront. De wind zal krimpen en de molenaar zal krimpend meekruien als hij wil blijven draaien.

De depressie trekt ten N langs en het is oppassen voor de molenaar. Hij zorgt ervoor dat de kruiketting ruimend ligt want de wind zal sterk toenemen. Aan de horizon zijn donkere wolkenbanen te zien en de luchtdruk daalt. Het regenen houdt op en de wind zal iets ruimen. De donkere wolken ontwikkelen zich tot zware buien waarin veel wind ontstaat. De molenaar zal de molen afzeilen en stilzetten met de bliksemafleider en roeketting erop.

De depressie bevindt zich links voor ongeveer op 10 uur.

Blauwe lijnen met dichte driehoekjes = koufront. Rode lijnen met dichte halve bolletjes = warmtefront. Paarse lijnen met dichte bolletjes en driehoekjes = occlusiefront.

Als deze symbooltjes open zijn dan wil dat zeggen dat het wel een front is maar niet op aardoppervlak.

Een dikke blauwe lijn is een trog achter een koufront, een buienlijn met soms heel zware buien.

Een dikke rode lijn is een rug, een langgerekt gebied waar het meestal bijzonder goed weer is.

De getallen op de weerkaart geven de luchtdruk aan in Hp op de isobaren waar ze tussen staan.

Een krimpende wind draait tegen de klok in d.w.z. van N. naar Z. via W en van z. naar N. via O. Het zal duidelijk zijn dat een ruimende wind precies andersom draait.

Een molenaar moet enkele uren vooruit kunnen kijken zonder moderne hulpmiddelen, hij let daarbij op wolken, windrichting en luchtdruk met z’n barometer als hij die heeft.

De ezel zit aan het rechtervoeghout en hierin draait de vangbalk, de mol zit als afsluitende plank bovenop de kap, het paard is een onderdeel van het lichtwerk bij het maalkoppel in de korenmolen, het hondsoor is een schuin balkje dat het boventafelement vanaf het achtkant ondersteunt en de koebout verbindt de vang met het rechter voeghout.

De barometer geeft luchtdruk aan in hPa (hectoPascal) en soms nog in mb of mm kwikdruk. De anemometer geeft windsnelheid weer.

🔝