Om er voor te zorgen dat de 8 plooistukken allemaal ongeveer even lang zijn.
Omdat een bovenwiel kleiner is en meestal minder plooistukken heeft (meestal 4 grote).
Het vijzelwiel zit bovenaan de vijzelbalk en wordt aangedreven door de onderbonkelaar, die al of niet is uitgerust met een ring kammen voor zowel licht als zwaar werk.
Meestal via een rondsel dat op de koningspil is gestoken.
Ongeveer 2 op 1, dus: draait het gevlucht 1 keer rond dan draait het scheprad een halve slag.
Ongeveer 1 op 2. De molen van de Groote Polder: 1 op 2,34. I kid you not.
De in elkaar grijpende kammen mogen niet van dezelfde houtsoort zijn, omdat dit anders veel slijtage geeft.
Bij een kammenluiwerk wordt er rond de koningsspil een bonkelaar aangebracht. Ook om de luias zit een bonkelaar, het luiwiel dat in de kammen van de bonkelaar rond de spil kan worden getrokken.
De veiligste manier is om de luias naar beneden te laten vallen als je het luitouw niet bedient, zodat het luiwerk niet pakt.
De molenaar zal met behulp van het touw om het gaffelwiel de luias op ongeveer de juiste snelheid brengen om een soepel in elkaar grijpen van de kammen mogelijk te maken.
Bij een vaste of stijve vang koppelt één paar maanijzers twee vangstukken aan elkaar. Deze kunnen daardoor ten opzichte van elkaar niet bewegen (scharnieren). Bij een losse of scharnierende vang bestaat elke koppeling uit twee paar maanijzers, die door middel van een bout met elkaar zijn verbonden. Deze bout bevindt zich tussen de twee vangstukken die nu wel ten opzichte van elkaar kunnen bewegen met de bout als scharnierpunt.
De molen van de Groote Polder heeft vaste maanijzers.
Omdat deze wind aan wordt gevoerd over de warme Atlantische Oceaan en dan op de koude lucht boven onze streken stuit. Door het dalen van de temperatuur condenseert het vocht en ontstaan fronten en regen.
Zeewind ontstaat op warme voorjaarsdagen en vroege zomerdagen doordat de lucht boven land opwarmt, stijgt en daardoor onderdruk veroorzaakt. Deze onderdruk wordt gecompenseerd door koude lucht vanuit zee. De zeewind ontstaat meestal tegen een uur of elf en houdt er tegen vieren mee op. De effecten zijn tot ca. 15 tot 20 km landinwaarts merkbaar.