Wanneer de vangbalk niet voldoende kracht kan uitoefenen op de vangstukken, bijvoorbeeld omdat de vangbalk op de zoldervloer ligt of omdat de balk door de ezel geknaaid wordt en daardoor niet verder wil zakken.
Je gaat op de balk zitten. Je moet dan voelen dat er nog voldoende vering in de vangbalk aanwezig is, hij moet nog wat willen zakken. Let op de ezel, deze mag niet meebewegen bij het "veren" van de vangbalk.
Slijtage van de vangstukken is een gebruikelijke oorzaak van problemen met de vang.
Het door de vangbalk heen stekende sabelijzer kan bij een kleine molen de vloer raken en zo het vangen bemoeilijken. Men maakte in kleine molens wel een gat in de vloer om ruimte te geven aan het sabelijzer.
Als de vang vernieuwd wordt komt het sabelijzer weer een stuk hoger in de vangbalk te zitten en is dat onderste stuk dus nodig.
Men zegt vaak: een klomphoogte. Dat is ongeveer 10 cm.
Meestal heb je de lekenketting er niet afgehaald. Maar het kan ook voorkomen dat de klink bovenop de vangbalk staat en hem zo tegenhoudt: de vang is dan te ver versleten.
De vangtrommel raakt uitgewerkt als het binnenvangtouw of de binnen-vangketting geheel van de trommelas is afgewonden vóórdat de vangbalk z'n laagste stand heeft bereikt. De remedie van dit euvel is simpel: een langer touw of een langere ketting aanbrengen en daarna één of twee slagen extra om de trommelas leggen.
De maanijzers vormen de schakels van de vang en ook hier geldt: de vang is zo sterk als zijn zwakste schakel.
Bij de molen van de Groote Polder vielen er scheerijzers uit de stroppen die om het boshout zaten.
De hoofdoorzaak is een gezakte bovenas!
Een aanlopend kopstuk, veroorzaakt door een ongelijke verdeling van de ruimtes tussen de vangstukken aan de boven- en onderkant.
Bij een lagedrukgebied stijgt in het centrum warme lucht op. De resultante is een beweging linksom het laag. Bij een hogedrukgebied daalt in het centrum koude lucht neer en de resultante is een beweging rechtsom het hoog.