De meeste vijzelmolens komen voor in Friesland, Groningen en Noord-Holland omdat in de twee noordelijke provincies pas later begonnen is met drooghouden van de polders en de vijzel al ingeburgerd was. In Noord-Holland zijn vrij veel schepradmolens vervijzeld om met minder molens toe te kunnen. In Zuid-Holland waren de polders minder diep en kon het scheprad het water wel aan.
Hout.
Het vulpunt van een vijzel zit altijd op dezelfde plek: onderaan de vijzelbalk, waar de duigen van de gangen beginnen. Trek daar een denkbeeldige cirkel (de rode ovaal) en het vulpunt ligt altijd op het hoogste punt van die cirkel (de groene punt).
Dit is voor licht en zwaar werk. De buitenrij heeft meer kammen, dus is meer kracht nodig om de vijzel rond te krijgen (zwaar werk). De binnenste rij vereist minder kracht (licht werk) maar dan gaat de vijzel ook minder snel rond. Als de molen vrijloopt staat het waterwiel met de kammen precies tussen beide rijen kammen in.
Lekverliezen is het verlies aan rendement door lekken van water tussen duigen en vijzelkom. Je voorkomt die door de afstand tussen kom en vijzel altijd zo gering mogelijk te houden. Maar ook weer niet te strak, want zonder enig lekverlies loopt de vijzel vaak te zwaar.
Het slagijzer zit aan het begin van de schroefgang onder, de spijkerband loopt vanaf het slagijzer langs de schroefgang en houdt de duigen bij elkaar, de onderkroon met taats is het onderwater draaipunt en de duig is een onderdeel van de schroefgang.
Een droogmakerij is een inpoldering van open water, bijvoorbeeld een meer of plas, dat letterlijk is drooggemaakt. Een indijking is een inpoldering van getijdengebied langs de kust of een rivier. Een ontginning is in cultuur gebrachte woeste grond, bijvoorbeeld een voormalig moeras-, veen-, heide- of duingebied.
Een donkere bui kan duiden op onweer en windstoten. Als je tijd genoeg hebt, afzeilen, roeketting en bliksembeveiliging erop en de teruglooppal. Bij te weinig tijd één zeil wegnemen en dit end boven zetten, teruglooppal bijzetten en roedeketting en bliksembeveiliging erop.
Een kroosbalk is een drijvende balk voor het kroosrek, die helpt bij het verwijderen van ongerechtigheden zoals drijvende flesjes.
De 1 op 100 regel houdt in dat er voor elke 100 meter afstand van het onderste eind van je gevlucht maximaal 1 meter bouwhoogte bij mag komen. Veel gemeenten hanteren variaties van deze regel, zoals de 1 op 50 of 1 op 40 regel.
Het verhang is het verschil in waterhoogte tussen het peil direct achter de molen en achterin de polder tijdens het malen.
Poldermolens kunnen tussen de 60 en 90 endjes draaien. Te snel malen kan leiden tot slijtage en mogelijke schade aan de molen.
Grondijs ontstaat in de winter wanneer onderkoeld water ijskristallen vormt op de bodem van de molentocht. Het is belangrijk om dit te weten omdat het grondijs naar de molen getrokken kan worden en schade kan aanrichten.
Voor molens met een houten vijzel stond vroeger de clausule in het contract dat de vijzel regelmatig een halve slag gedraaid moest worden om deze gelijkmatig vochtig te houden.