Les 22
(2023)

Het waterwiel is groot uitgevoerd omdat het scheprad dat hij aandrijft niet te snel mag gaan.

Kruisarmen, velgen, plooistukken, kammen.

Om de plooistukken (acht stuks) allemaal ongeveer even groot te houden zijn de kruisarmen gebogen.

Nee, de onderbonkelaar is bij een waterwiel meestal als rondsel uitgevoerd, want veel sterker. De kammen in de onderbonkelaar en het vijzelwiel zitten soms onder een hoek in de velgen.

De afronding is om de kammen soepel in elkaar te laten grijpen, het raakvlak zo klein mogelijk te maken en het raakvlak zo recht mogelijk te houden.

Uit kostenoverweging. Bij kambreuk hoeft alleen maar de houten kam vervangen te worden.

Het sleepluiwerk bestaat uit een luitafel en een luiwiel met stroeve buitenkant. Bij een kammenluiwerk wordt het luiwiel in de luibonkelaar getrokken en dat gebeurt met veel geweld en gekraak van kammen.

Een gaffelwiel is een grote houten schijf die op de luias zit aan de andere kant van het luiwiel met aan de buitenkant een stel vorken (gaffels) waaroverheen een touw loopt.

Vlaamse vang: sabelstuk, kopstuk, schouderstuk, teenstuk en buikstuk. Hollandse vang: sabelstuk, kopstuk, schouderstuk, teenstuk. De blokken zijn met elkaar verbonden door maanijzers, soms vaste en soms losse maanijzers.

Beide houtsoorten zijn zacht, taai en zeer slijtvast.

De Hollandse stutvang heeft een uitgehakte kamer in het linker voeghout waarin de stut aangrijpt als de molen wordt gevangen. De Vlaamse vang heeft een koebout met vanganker in het rechter voeghout.

Wiggen kunnen los gaan zitten. Controleren dus. Ook vooral de roedwiggen.

Voor de molenaar geldt grote kans op zonnebrand dus smeren met een hoge factor en voor de molen geldt dat het vet waarmee wordt gesmeerd dunner is dan bij koeler weer, dus ook hier geldt smeren en dan liefst met wat harder vet.

🔝