Die verbindt de vangstok met het achtereind van de vangbalk zodat de vang met de vangstok te lichten valt.
Dat hiervoor niet al teveel kracht nodig is komt door de hefboomwerking van de wipstok: het gedeelte buiten de molen waaraan de molenaar trekt is ongeveer 3 tot 5 maal zo lang als het gedeelte binnen de molen waaraan de vangbalk hangt.
Omdat de wipstok als de molen stilstaat schuin omhoog wijst loopt daarlangs tijdens regen water de molen in. Dit kan men grotendeels voorkomen door het aanbrengen van leklatjes of een stuk touw om de wipstok even buiten de kap.
De duim, de klink (of haak) en de klamp.
De wipstok kan gebruikt worden bij alle drie methoden voor het ophangen van de vangbalk (duim, haak, of klamp) omdat met de wipstok de vangbalk ook zijwaarts kan worden bewogen.
Je mag nooit lopen met de vang. Als je struikelt over de vele obstakels die rond een molen en op een stelling te vinden zijn of wegglijdt bij glad weer laat je instinctief de ketting / het vangtouw los en smakt de vang er met een klap op. Dat kan asbreuk of zelfs roebreuk opleveren. Hoe moet je de vang dan wél opleggen (met een klamp of duim)?
Nee, dus wordt een klink gebruikt.
De positie ten opzichte van de vangbalk. Bij de standerd loopt hij parallel aan de vangbalk, bij de wip staat hij er haaks op.
Door gebruik te maken van een ketting.
De ketting of het touw waarmee je de vang bedient is om een grote trommel gewikkeld. Het touw of de ketting die naar de vangbalk loopt is om de as gewikkeld die een veel kleinere diameter heeft. Zo ontstaat een hefboomwerking. Je moet het touw wel verder aantrekken maar dat gaat dan wel vrij licht.
Het is raar omdat je eigenlijk niets te zoeken hebt bij de molen als hij zo weinig wind vangt dat hij terug zakt bij het opzeilen. Maar je doet het toch wel eens, als je examen hebt bijvoorbeeld..
De kneppel is een dwars over de vangbalk lopende balk, die aan de buitenkant scharniert en aan de binnenkant met een touw wordt aangetrokken. Hij dient om de vang nog iets strakker naar beneden te trekken en zo de vang nog sterker te knellen. Verder borgt men hem ook nog wel met een touw of pen, bij wijze van bescherming tegen lichten door onbevoegden (vergelijkbaar met lekenketting of lekentouwtje).
Vroeger waren de mensen bijgelovig en dachten dat de duivel overal meeluisterde. En de duivel wilde ieder graag plagen, dus deed hij altijd het omgekeerde van wat mensen wensten. Daarom wordt in de toneelwereld nog steeds “Hals- und Beinbruch!” gewenst, en in de molenwereld “Onweer, as- en roebreuk!”