Les 25
(2023)

Voeghouten, steunderbalk of burgemeester en wethouders, zonnestralen (roosterhouten), petten, spruiten, teerluik en stormluiken. Soms ook de baard.

Dat was ten eerste helemaal niet overal zo, bijvoorbeeld op de molen van de Groote polder heeft er heel lang weinig rode verf op gezeten. De rode verf werd vaak op kopse kanten gestreken omdat de rode verfstof sterk waterwerend was.

Men werkte met ojiefen en duveljagers, streek de boel aan met rode waterwerende verf en zetten petten op de naar boven gerichte kopse kanten.

Men zocht kromgegroeide bomen.

De houtverbinding tussen windpeluw en voeghout heet een zwaluwstaart.

Daar kan de penbalk in bewegen om hem makkelijker af te kunnen stellen.

De penbalk zit met wiggen voor en achter vast in de sleuven in het voeghout.

Wiggen worden aangeslagen en dan geborgd met een wouterlatje. Dat wouterlatje is vastgezet met een paar spijkers die men iets laat uitsteken om ze makkelijker los te kunnen halen. Als het deel dat met de wig is vastgezet wijkt zal de wig los gaan zitten. Je kunt na aanslaan van de wig aan het wouterlatje zien hoe ver afgeweken is.

Keep en loeven vormen een las of houtverbinding tussen bijvoorbeeld spruit en voeghout. In het voeghout hakt men twee loeven uit, de keep hakt men in de spruit uit, deze past precies om het deel tussen de loeven.

Makkelijker te stellen, kortere koningspil van een andere molen in gebruik, geen verzwakking van de spruit.

Störmmantje

Zwaarden zijn de stukken hout die over de zwaardstijlen (hoekstijlen) zijn aangebracht en die aansluiten op de stormluiken.

Men doet dat om de verbinding makkelijk weer los te kunnen maken. Molens werden vroeger veel vaker dan nu uit elkaar gehaald en verplaatst. Bij verkoop maar ook wel tijdens strijd om beschadiging te voorkomen. Nadat de lucht wat geklaard werd de molen weer opgebouwd.

De armen worden halfhouts in elkaar gewerkt. De lassen zijn niet recht maar maken gebruik van een schuine vertanding.

De vang moet zo direct mogelijk het gevlucht afremmen. Dus zo weinig mogelijk delen er tussen (zoals koningspil, bonkelaars, takraden en zo voort) die kapot kunnen gaan en dan het vangen onmogelijk maken.

Als er grote temperatuursverschillen tussen nacht en dag zijn en de windkracht niet al te groot is.

Je smeert de overring en de keerneuten.

Acht velden, dus helemaal rond.

Het wordt kouder

De bovenas kan wat naar achteren zijn geschoven en het waterhol zit dan binnen de molen. Dan wordt het water niet buiten, maar binnen de molen afgevoerd. Tijd voor de molenmaker.

De ZW wind is stabiel maar brengt wel meestal regen mee. "Zuidwest - regennest!"

Het zeskant is goedkoper om te bouwen, twee vlakken minder dus minder materiaal. Het succes bleef uit omdat de constructie minder stijf was en voor de losse legeringsbalken een oplossing moest worden gevonden bijv. gebogen of met twee ravelings- of raveelbalken omdat anders de koningspil niet in het hart van de molen kon worden geplaatst.

🔝