Les 26
(2023)

Gort is gepelde gerst.

Gerst, spelt, rijst, cacaobonen

Parelgort vereist minimaal 2 gangen over de stenen, maar vaak zelfs 3 keer. Dus: 4 of 6 keer pellen!

De zoggaten zorgen voor een opwaartse luchtstroom, die de gerst of halfschil naar boven blaast. De zwaartekracht trekt het product weer naar beneden. Zo danst de gerst langs het pelblik en de zijkant van de pelsteen en wordt de pel (het schilletje) verwijderd.

De afstand tussen pelblik en steen is ergens tussen de 10 en 15 millimeter.

Stikken zijn stokjes/latjes met precies de juiste dikte om de afstand tussen pelblik en steen in te kunnen stellen. Ze gooiden niks weg vroeger.

Dust is de pel of schil van de gerst. Werd vroeger als veevoer gebruikt.

Als je de schoot uitlaat is de molen even onbelast en kan op hol slaan. Met twee pelstenen laat je de schoot uit op 1 steen en gelijk de schoot in op de andere steen, dan blijft de molen belast.

Hij ligt altijd het dichtst bij de zeverij.

De zeven zijn opgehangen aan flexibele latten.

In Groningen niet, maar in de Zaanstreek komt dat voor. Daardoor kon je met wat minder wind toch pellen: als de steen in een zaam langzamer ging draaien lichtte men de steen, dan zoog de steen zich minder aan de ligger (of plaat) vast en draaide dus weer sneller. Wel ging dat ten koste van de luchtwervelingen en daardoor duurde het pellen dan langer.

De loper draait 1,5 tot 2 cm boven de ligger, waardoor er ruimte is voor de luchtstroom die de zoggaten opwekken richting pelblik.

Bekend is het verhaal van de kastjes die in een korbeel waren uitgehouwen: als het pellen dan klaar was en er waren (letterlijk) geen brokken dan kon je daar een fles jenever met een glaasje zonder voet vinden. De baas dronk dan als eerste een borrel, en de knecht kreeg het glaasje daarna. Je bent op een pelmolen namelijk vrijwel altijd met 2 mensen.

Als de een de schoot inliet, kon de ander de schoot uitlaten. De molen draaide regelmatig en maakte een mooie productie. Verder is er op een pelmolen altijd werk genoeg, dus het tweede set handen was ook na en voor het pellen welkom.

De zeverij bestaat uit een bak, waarin drie zeven boven elkaar hangen. Elke lager hangende zeef is minder grof en minder lang. Het einde van elke zeef hangt boven een eigen stortkoker, gortpijp genoemd. Doordat de zeven enigszins hellen, wordt de gort vanzelf naar de gortpijpen getransporteerd. Het afval valt door de onderste zeef op de vloer van het zeeflichaam. De zeef wordt aangedreven door een riem op de pelspil. Een krukas, voorzien van een vliegwiel, brengt de zeef aan het schudden. Om de zeef te kunnen laten schudden, is hij aan dunne, veerkrachtige latten gehangen.

Dat is een onderbonkelaar voor licht en zwaar werk. De koningspil kan een klein beetje verschoven worden waardoor de vijzel ofwel door de binnenste rij (het lichte werk) of de buitenste rij (zware werk) kan worden aangedreven.

Hollandse stutvang, Vlaamse vang, hoepel of bandvang.

Een trommelvang werkt met twee trommels 1 groot en 1 klein waaromheen de bedieningstouwen tegengesteld aan elkaar zijn gewonden. De kleine trommel wordt met het vangtouw bediend.

ZO wind in de zomer is vaak onbestendig blijft niet lang en er komt vaak onweer voor. Uitkijken dus en indien nodig afzeilen, roedketting, bliksembeveiliging en teruglooppal erop en wachten tot het over is.

Als in een wolk zowel ijs als onderkoeld water voorkomt zal het ijs aangroeien. Dat komt omdat de dampdruk boven onderkoeld water groter is dan boven ijs. Dit heet het Wegener-Bergeron-Findeisen effect, genoemd naar de ontdekkers ervan.

🔝