Dat ligt aan breedte en hoogte van het scheprad, maar anderhalve meter is zo ongeveer wel het maximum.
Deze zitten tussen de vaste bintbalken en de draagbalk. Het spilkalf zit dan weer tussen de schaarstijlen, en daar draait de koningsspil op.
Direct achter het hoogste punt van de vijzelkom bevindt zich het stortebed, een naar de boezem toe enigszins aflopend deel van de voorwaterloop.
Er staan in 2024 nog 48 standerdmolens in Nederland.
Dat is een gevlucht waarbij aan beide kanten van de roe hekwerk is waar dan zeilen overheen zijn gelegd. De zeilen liggen dus ook over de roe.
Het westen. Zie de figuur rechts: de zon staat achter je dus moet je op de zuidkant staan. De lage teerling het dichtst in de buurt is dan de westelijke teerling.
Daklijst, steenlijst en waterlijst (DSW).
De steenbalk
De voorzoom is onderdeel van het gevlucht, de plank die de wind klieft. De voorzomer is een balk die op de lange burriebalken ligt aan de gevluchtszijde van de molen.
De standerd wordt gedragen door de steekbanden, die het gewicht ( via de zonneblokken ) gelijkelijk verdelen over de teerlingen. De steekbanden kunnen niet uiteen wijken omdat ze via de kruisplaten zijn verbonden, ze trekken dus aan die kruisplaten. De standerd rust niet op de kruisplaten!
De nonnen. Het zijn de kortste. De andere twee heten kandelaars.
Het achterste maalkoppel (achtermolen, dus: dichtst in de buurt van het gevlucht) ligt op een verhoging. De ruimte onder dit maalkoppel wordt de hel genoemd, het paard van het maalkoppel bevindt zich in die hel.
De maalstoelen staan in de kast, die in zijn geheel draait. Er is geen koningsspil waar de kap van de molen zich tegen af kan zetten.
De zonneblokken zorgen voor doorstroming van wind/lucht en drogen zo de onderkanten van de kruisplaten. Dit voorkomt rot.
Die schuin geplaatste balken in de zijwegen heten weegbanden.
De eikel is een eenvoudige versiering die ervoor zorgt dat de kopse kant van de borstnaald niet in kan wateren.
Je schaaft de slekken wat af als de molen zwaar gaat kruien.