Les 18
(2024)

De plaatsing van de ‘spaken’: bij een kruihaspel liggen deze in hetzelfde vlak, bij een windkoppel liggen ze in twee verschillende vlakken. Bij een windkoppel zou je kunnen zeggen dat er maar 2 ‘spaken’ zijn, die aan elkaar voorbij zijn gestoken.

De Groninger stelling heeft maar één schoor per 3 liggers, en heeft dus bovenaan de zogenaamde “kraaienpoten” om toch steun aan de andere 2 liggers te kunnen geven. Dit bespaart aanzienlijk op materiaal.

Roosbouten zijn lange bouten die door de kruivloer zijn gestoken en waarvan de 'staarten’ met krammen in een achtkantstijl zijn geslagen.

ER IS GEEN BOVENSLUITING

Regennest!

De teerlingen zijn vier gemetselde blokken, twee aan twee in hoogte verschillend en vaak wijzend naar de vier hoofdwindrichtingen, waarbij de hoge teerlingen veelal N-Z wijzen en de lage teerlingen W-O

In de kern van het laag stijgt warme lucht op en zuigt koude lucht aan over het aardoppervlak, naar de kern. Die luchtstroom wijkt af naar rechts, met je rug in de wind staand (en dus met je gezicht naar de kern). Dat is voor alle richtingen zo en de resulterende luchtstroom is dus linksom.

Spillen staan (spillebeentjes, de spijlen van een box), assen liggen. Zijn alle assen recht? Nee, denk aan de krukas van de zaagmolen.

De houten bovenassen waren in de 18e eeuw van eikenhout.

Knuppelstroppen zijn gesmede ijzeren verstevigingen die om een houten as of spil werden bevestigt om splijten van het hout te voorkomen. Typisch om bovenassen en koningsspillen.

De tap zit boven in de koningsspil, de taats zit er onder in. De tap draait gewoonlijk in de neuten, de taats staat in een taatspot.

Door het grote verschil in gewicht tussen hals en pen zou de as kunnen dompen tijdens hevige windvlagen achter op het wiekenkruis. Bij dompen kantelt het gevlucht iets naar voren, waardoor de pen uit het penlager komt. Ook tijdens het vangen kan de pen omhoog of zijwaarts bewegen. Om dit te voorkomen is een springbeugel over de pen heen op de penbalk bevestigd.

De pen heeft dan in het midden een taats die tegen een knolplaat drukt. Aan die taats is een kettinkje vastgemaakt dat bij elke omwenteling van de bovenas wat motorolie uit een onder de knolplaat liggend smeeroliebakje mee neemt.

Vlak buiten het steenbord heeft de bovenas een ronde groef, het waterhol, die het regenwater belet langs de schuine as naar binnen te sijpelen. Soms wordt daarvoor ook nog een metalen kraag aangebracht.

Vanaf 1836 leverde de NSM (Nederlandsche Stoomboot Maatschappij), later Fyenoord, Nederlandse assen.

🔝