Verbeteringen in wieksystemen komen voor aan de hekzijde als het gaat om verbetering van bedieningsgemak en aan de bordzijde als het gaat om verbetering van rendement.
Een nadeel van zelfzwichting is dat het meer onderhoud vergt (vele draaipunten). Ook bij stilstand moet het recht op de wind worden gehouden.
De asjes van de kleppen van een zelfzwichter zitten van boven op 1⁄3. Als deze in het midden zouden zitten, zou de druk aan beide zijden even groot zijn waardoor kleppen niet kunnen openen.
Het wieksysteeem van Ten Have heeft een duidelijk zichtbaar raamwerk (frame) rond de dwarse klep. Van Riet heeft dat niet (en dat rijmt).
Kammen zijn sterker dan staven, omdat ze korter en dikker zijn. Maar ze hebben het nadeel dat beweging van het wiel niet mogelijk is. Dat is bij staven wel zo: die kunnen op en neer schuiven langs kammen en zo bijvoorbeeld het lichten van de steen toelaten.
De oorzaak van bonken en stoten is vaak dat de kammen niet goed “op steek” staan. De hart-op-hart afstand van de kammen (de “steek”) is dan ongelijk.
De twee manieren om de kruisarmen in het bovenwiel op elkaar aan te laten slutien zijn: halfhouts in elkaar inlaten van de kruisarmen, of een constructie met spouwarmen.
Spouwarmen heten zo omdat tussen deze armen een opening / ruimte zichtbaar is; de spouw.
Op een molen die spouwarmen heeft vind je vier spouwarmen en twee kruisarmen.
De kruisarmen zijn vaak met een schuine tand in elkaar gewerkt om meer weerstand te bieden tegen de grote krachten die het aanslaan van de wiggen rond de bovenas op die armen uitoefenen.
De armkam is te kort om door velg en kruisarm te komen, Daarom kan hij niet op de normale manier geborgd worden met een wig aan de achterkant. Hij wordt daarom via een van voren schuin ingeboord gat met een borgpen geborgd.
De belegstukken zijn dwars geplaatste houten delen over de velgen en de uiteinden van de plooistukken, ze dienen om slijten daarvan te voorkomen.
De hoep is een ijzeren of houten band om het bovenwiel die dient om slijtage van plooistukken en velgen te voorkomen. Soms is er alleen een hoep, soms een hoep waarop later belegstukken zijn aangebracht, soms is de hoep om belegstukken gemaakt.
Een dollenwiel is een kleine bonkelaar met uitstekende staven in plaats van kammen. Ze drijven lichtlopende werktuigen aan. Ze zijn goedkoop maar minder sterk dan bonkelaars.
In Groningen heet het ravenwiel: takrad.
Bij standerdmolens vind je vaak een sterrewiel om het luiwerk mee aan te drijven. De kammen vallen dan in uitgehakte kasten in het bovenwiel.
De meest veilige uitvoering van een luiwerk met een varkenswiel (ook wel sterrewiel genaamd) is wanneer het sterrewiel van onderaf in de bovenas moet in het werk moet worden getrokken.
Het verschil tussen vast en losse dammen zie je snel door het grote aantal bouten dat nodig is om losse dammen .. vast te zetten.