De poortstokken dienen als extra borging voor de busdeur (of ook wel: slotplaat).
De zeeg is de vloeiende lijn die je kunt zien in het hekwerk.
Dwarsgetuigd, oudhollands, Ten Have, Van Riet, Ventikanten (Bilau), zelfzwichting, systeem Pot (Kropswolde).
De extra dikke stukken in de zwichtlijnen heten “bokkepoten” en dienen om extra weerstand tegen slijtage te bieden.
Bij een vlaag duwt de wind de kleppen open.
Door te zorgen dat ze strak op hun plek blijven en dus niet op en neer kunnen glijden / schuren.
De lier of het kruirad. En uiteraard de bezetketting en kruiketting (of draad).
Zo, dat het zeil strak tegen het gevlucht blijft zitten.
Windborden er uit en als dat nog niet werkt; vangen en opbergen.
De spantring dient om de kapspanten te ondersteunen.
Als de pen van de vangbalk bij de voorste hanger of ezel niet lang genoeg is of de afronding van de kop ter weerszijden van de pen onvoldoende is of te dicht bij het draaipunt zit komt de vangbalk bij het zakken tegen de ezel aan.
De naar de penbalk van de molen gerichte kant van het bovenwiel wordt als de voorzijde ervan beschouwd.
De roerom is een eenvoudig horizontaal schepradje opgebouwd uit vier planken om een as.
Om het bovenwiel zit een rondlopende band (hoepel) van hout of metaal die bij het opleggen van de vang het bovenwiel afremt en stilhoudt.
Kinderbalkjes dienen ter ondersteuning van vloeren als de hoofdbalken te ver uit elkaar liggen.
Het zit mooi vast en de kans dat de ketting los komt is heel klein.
Dat is een trog. Dat is een uitloper van een Lagedrukgebied.