Les 06
(2025)

Bij een depressie ten zuiden kun je krimpend meekruien en blijf je droog. Bij een depressie ten noorden moet je de boel omleggen en wordt je nat.

De depressie trekt recht over de molen. De molen staat eerst in de zuidelijke stroming rond de kern, waar het stevig waait. Dan krimpt de wind nog wat en valt dan weg –. Dan komen we vrij snel in de noordelijke stroming terecht – dat is precies net tegenovergesteld aan de eerdere windrichting!

De dagelijkse gang ontstaat doordat de zon de aarde opwarmt waardoor warme luchtbellen ontstaan die opstijgen. Dit creëert een onderdruk die aangevuld moet worden. Het gaat waaien. Omdat het opwarmen in de loop van de dag doorgaat komt de opgewarmde lucht, omdat deze afkoelt in hogere lagen, ook weer terug. De wind wordt vlagerig. Zodra de zon weer gaat zakken neemt het opwarmen en het opstijgen van de luchtbellen af en de wind gaat weer liggen.

Een NW wind is een werkwind. Hij is vlagerig en niet richting vast (flappert).

Een zeewind is een koele wind van zee die ontstaat wanneer het land opwarmt en de warme lucht opstijgt De koele lucht van zee stroomt dan het land op. Zeewind kan ontstaan wanneer het niet meer waait dan max 2 Bft.

Alle onderhoekstouwen en zwichtlijnen dienen goed vast te zitten maar ook met 1 hand los te halen zijn in 1 beweging.

Het belangrijkste in een molenbiotoop is een vrije wind doorgang. Dit betekent dat de wind vrij naar je molen toe kan gaan maar ook vrij van je molen af kan stromen.

In de meeste gevallen gaat het stevig regenen. Dit komt doordat de koude lucht de warme lucht af laat koelen en het vocht in de koude lucht laat condenseren. In koude lucht wordt minder vastgehouden dan in warme lucht.

Wanneer een stevig koufront tegen warme lucht aan botst ontstaan er cumulonimbuswolken (of zoals een collega molenaar mij ooit vertelde een Kastalanus Problemus). Een wolk met veel beweging en eigen wind. Ook is deze wolk bekend als mogelijke onweerswolk.

De dagen van voor een warmtefront zie je cirrus krullen in de lucht. Een voorbode dat over de koude lucht een warmtefront over heen probeert te komen.

Na een koufront daalt de temperatuur.

De meeste Oudhollandse gevluchten hebben 3 zwichtlijnen per end, sommige kleinere gevluchten hebben maar 2 zwichtlijnen.

Een vast juk zijn twee achtkantstijlen die vast aan elkaar zitten met een vaste legeringsbalk en zijn verstevigd met aan elke zijde van de vaste legeringsbalk een korbeel ( aan de onderzijde van de legeringsbalk schuin naar onderen vast tegen een achtkantstijl ) Een Juk heeft minimaal 2 vaste legeringsbalken en 4 korbelen.

De twee oplossingen van “barbeque stokjes in de kap” zijn “roosterhoutjes” of "zonnestralen".

🔝