De kast van een wipmolen heeft relatief dikke balken om de krachten van het vangen van het gevlucht goed op te vangen en om de krachten van de werktuigen (tegenkracht) goed te kunnen compenseren.
De steenburriebalken dragen het meeste gewicht. Dit is ongeveer 66% (twee derde deel).
De burriebalken worden onderling verbonden door kalven, kleine balken die tussen de burriebalken zijn geplaatst.
Dit probleem kan worden opgelost door bij de bovenzetel onder de steenburriebalken hogere neuten aan te brengen.
Bovenaan de achterzijde van de kast bevindt zich een makelaar, die vaak is voorzien van een windvaan.
In de zijwegen van de standerdmolen zitten fluitgaten. Deze gaan fluiten als de wind er schuin door heen blaast. De kast staat dan met het gevlucht niet goed op de wind.
De ijzerbalk dient als lageringspunt voor de koningsspil in de wipmolen. De tap draait in het bovenlager en de ijzerbalk kan met wiggen worden gesteld.
Een horizontale balk aan de zijkant van een wipmolen heet een regel of een lijst, afhankelijk van de dikte en sterkte.
Deze verticale balk heet de borstnaald. De borstnaald loopt aan de onderzijde uit in de eikel.
De horizontale balk die door een blokkeel wordt ondersteund heet de windpeluw. Deze balk is zwaar uitgevoerd omdat hij 90% van het gewicht van het gevlucht draagt.
Dit bovenste gedeelte heet de stormpen. Hij heeft een kleinere diameter en draait in de steenbalk, waardoor de kast niet van de standerd afschuift.
Om de windrichting te bepalen volg je met je vinger de isobaar die het dichtst in de buurt van de molen loopt. Je draait ofwel Linksom (bij een Laag) of recHts om bij een Hoog.
Windveren zijn aankondigingen van een komend warmtefront. Het front is in aantocht maar kan nog wel een dag of twee op zich wachten. Na de windveren komt een halo om de zon en langzamerhand wordt de lucht wit en of grijs.