Les 13
(2025)

Aan het einde van de 16e eeuw bouwde Cornelis Cornelisz. van Uitgeest de eerste molen die met windkracht hout kon zagen. Voorheen gebeurde dit in Nederland met handkracht. Hierdoor konden schepen veel sneller en in grotere aantallen worden gebouwd. Dit leidde tot grote welvaart door scheepvaart en de daaruit voortvloeiende handel.

Er zijn nog vijf paltrokken in Nederland: ‘De Held Jozua’ en ‘De Gekroonde Poelenburg’ in de Zaanstreek, ‘De Otter’ in Amsterdam, ‘De Eenhoorn’ in Haarlem, en ‘Mijn Genoegen’ in het Openluchtmuseum in Arnhem.

De paltrok draait om de koning, een groot eikenhouten blok. Dit blok is aan de bovenzijde rond afgewerkt en voorzien van een grote ronde pen, en vormt het draaipunt van de paltrokmolen.

Men draait de paltrok naar de wind met een kruihaspel. Deze is aan het einde van de staartbalk bevestigd, die drie à vier meter buiten de overring uitsteekt.

De koningsbalk lijkt op de steenbalk in de standerdmolen. Deze moet het grootste deel van het totale gewicht van de molen dragen, waarbij slechts een klein deel op de kruirollen rust.

De zware binten lijken op de steenlijsten in de standerdmolen. Ze dragen het gewicht van de molen over op de koningsbalk.

Aan weerszijden van het molenlijf (kot) is een overkapping gebouwd, de luifels of luiven, bestaande uit de dek- en hangluifels. Daar werkte de zaagploeg altijd buiten, maar uit de wind.

De meeste spinnekoppen zijn te vinden in Friesland.

De achtkante spinnekop ontstond in het westen van Friesland. Hierop kan een kop worden geplaatst met een minder sterk hellend gevlucht.

Een spinnekop heeft een grote stapeling omdat de ondertoren laag en breed is, waardoor de hoeken door het gevlucht geraakt zouden kunnen worden. Het gevlucht helt omdat er meer stapelhout op is genomen.

De tjasker is mogelijk afgeleid van de handbediende tonmolen, die al vóór onze jaartelling bestond.

Bijzonder aan de tjasker is dat er geen enkele overbrenging nodig is. Eén en dezelfde as omvat zowel het gevlucht als het opvoerwerktuig.

Dat moet een paaltjasker zijn geweest, gebruikt voor het uitmalen. De grootste cirkel is de buiten(ring)sloot, waar het polderwater in uitkwam. De ton maalde het naar de binnen(ring)sloot, waarna het water via een over de buiten(ring)sloot gelegde goot naar het buitenwater liep.

🔝