Les 14
(2025)

Een torenmolen heeft een recht oplopende romp, terwijl een ronde stenen molen een kegelvormige romp heeft.

Torenmolens hadden oorspronkelijk één maalkoppel dat rechtstreeks op het bovenwiel was aangesloten. Pas later werden in deze molens ook koningsspillen aangebracht, zodat meerdere koppels aangesloten konden worden.

De gaten boven in de muren van een ronde stenen molen worden steigergaten genoemd. In deze gaten konden balken worden geschoven om daar planken op te leggen ten behoeve van onderhoud aan de kap.

De taillering van het achtkant wordt gevormd door het kardoeshout, ook wel 'uittimmermantje' genoemd in het Gronings.

Echte velden bevinden zich tussen twee evenwijdige achtkantstijlen; dit zijn er vier. De overige velden worden valse velden genoemd. Een zeskant heeft slechts twee echte velden.

Een boventafelement ontbreekt nooit in een achtkant. In sommige streken worden geen ondertafelementen toegepast.

Een achtkant wordt opgebouwd met twee jukken van twee achtkantstijlen en een aantal vaste binten en korbelen. Meestal gebruikt men per juk drie binten en zes korbelen. De jukken worden één voor één opgericht. Op de vaste binten legt men per laag twee losse binten waardoor deze per laag de jukken met elkaar verbinden. Ook deze losse binten worden geschoort met korbelen. Tegen deze binten met korbelen worden de overige vier achtkantstijlen geplaatst.

Een peulhout is een dwars gezaagd stuk hout dat zich onder een achtkantstijl kan bevinden. Wanneer de achtkantstijlen op een penant geplaatst worden, kan er vocht in het achtkant terechtkomen, wat kan leiden tot rot. Om dit te voorkomen, wordt er een stuk dwars gezaagd hout, oftewel peulhout, tussen het penant en de achtkantstijlen geplaatst. Dwars gezaagd hout heeft geen capillaire werking, waardoor het vocht niet opgenomen wordt.

Een zeskant is een minder stijve constructie dan een achtkant.

De losse bintbalk bij een zeskant wordt de koningsbalk genoemd, vooral als deze krom is uitgevoerd.

De twee korte bintbalken die in het midden zijn ingelaten, worden ravelingsbalken genoemd. De overige korte stukken tussen de stijlen en vaste bintbalken heten ook koningsbalken, hoewel ze in dit geval onderbroken zijn.

De kracht van de staart wordt via de korte en de lange schoor overgebracht op de lange en korte spruit, twee uitstekende balken in de kap.

Rechter voeghout (keerzijde), wethouder, burgemeester, wethouder, linker voeghout (weerzijde).

De haan komt twee keer voor in de kap: in de hanetree en in de hanebalk.

De spantring rust op de roosterhoutjes.

Een windsprong is een plotseling ruimende wind, meestal na het passeren van een front. Deze kan variëren van 90 tot 120 graden. In de bijbehorende weerkaart is een windsprong zichtbaar bij Zuid-Limburg.

🔝