Les 19
(2025)

Men begon in de tweede helft van de negentiende eeuw (dus na 1850) met het vervangen van houten roeden door metalen exemplaren.

Dwarsgetuigde gevluchten hebben een lager rendement dan hun opvolgers en zijn daarom nagenoeg verdwenen in Nederland.

Het Oudhollands wieksysteem is met vallen en opstaan, en al doende uit de praktijk ontstaan.

De opvallendste verschillen tussen een dwarsgetuigd en een Oudhollands gevlucht zijn: de zeeg (ontbreekt bij een dwarsgetuigd gevlucht), de windborden (ontbreken bij een dwarsgetuigd gevlucht) en de zeilvoering (aan één kant bij het Oudhollands gevlucht, aan twee kanten bij het dwarsgetuigd gevlucht).

De borstroede bestond uit drie delen. De borst, een eikenhouten balk van 6 à 7 meter lengte en in het midden circa 40 × 30 cm dik, stak in de askop en werd aan beide zijden tot de gewenste wieklengte verlengd met behulp van oplangers. Deze oplangers werden met stroppen en bouten op de voorkant van de borst vastgeklemd.

De voordelen van het haspelkruis ten opzichte van de constructie met twee roeden door de askop zijn: de askop kan kleiner worden uitgevoerd dan tot dan gebruikelijk was, en bij breuk hoefde vaak maar één end vervangen te worden.

De heklat staat bij de askop naar achteren en het verst van de askop naar voren.

De schoot is de hoek waaronder de heklat in de roe steekt. De zeeg is de totale vorm die zo ontstaat, het best te zien aan de lijn die door de uiteinden van de heklatten wordt gevormd.

De zwichtstanden bij een Oudhollands gevlucht met drie zwichtlijnen zijn: “blote benen met geknipte nagels”, “de lege”, “het stormeindje”, “de hoge lijn”, “de halve”, “de lange halve”, “het duikertje” en “de volle”.

Een krimpende wind draait tegen de klok in: van noord naar west, naar zuid, naar oost, en weer naar noord. Het zal duidelijk zijn dat een ruimende wind de andere kant op draait.

Een molen kan worden aangedreven door wind, door water of door een paard (ros).

Bij zelfzwichting kun je het gevlucht niet borgen met een roedeketting.

Het vulpunt van een vijzel zit altijd op dezelfde plek: onderaan de vijzelbalk, waar de duigen van de gangen beginnen.

De nadering van een warmtefront kondigt zich aan met hoge bewolking (cirrus), gevolgd door steeds lager hangende grijze lucht. Er valt een constante stroom lauwe regen. Na het overtrekken van het front klaart het op en wordt het warmer.

De Entreprise is een buiten- en bovenkruiende achtkante, houtgedekte stellingkorenmolen met Oudhollands gevlucht en neutenkruiwerk.

De penbalk vangt zowel de neerwaartse druk van de bovenas op, als de druk die de wind op het gevlucht uitoefent.

🔝