Molenwielen maken het mogelijk de beweging van de bovenas op het werktuig of de werktuigen van de molen over te brengen.
Er is geen standaard voor molenwielen omdat molens volgens streekgewoonten werden gebouwd.
De drie typen molenwielen zijn het kroonwiel, het kranswiel en de schijfloop (ook wel "rondsel" genoemd).
De steek is de afstand tussen twee kammen, gemeten van het midden (hart) van de kammen.
Soms is het aantal kammen tussen twee wielen niet op elkaar afgestemd. Vroeger werden onderdelen van afgebroken of niet meer in gebruik zijnde molens wel in andere molens gebruikt en kon het gebeuren dat je een kam te veel of te kort had in je tweedehandsje.
De spouwarm is net als de kruisarm een onderdeel van het bovenwiel. Bij een bovenwiel met kruisarmen zijn er vier kruisarmen in elkaar gewerkt. Bij een bovenwiel met spouwarmen zijn er twee kruisarmen en twee paren spouwarmen. De vier spouwarmen omklemmen de twee kruisarmen. Tussen de kruisarmen blijft een spleet open van ongeveer 2 cm, de spouw.
Armkammen zijn de kammen ter plaatse van de kruisarmen. Ze kunnen niet door het hele wiel heen steken, de kruisarm zit "in de weg". De kamstaarten van armkammen zijn korter en worden vanaf de voorzijde van het wiel geborgd. Schuin door de voorvelg steekt men een houten borgpen in de staart van een dergelijke kam. In de kruisarm is een gat geboord zodat je de armkam er met een pen, zo nodig, uit kunt tikken, uiteraard na eerst de borgpen te hebben uitgetrokken.
Je kunt schietstaven vier keer gebruiken: vier kanten aan de pen. De hele staaf omdraaien kan wél bij een gewone staaf, maar dat gaat niet bij een schietstaaf. Die heeft maar aan één kant een vierkante pen.
Niet elk rondsel is voorzien van schietstaven, want die hebben minder keermogelijkheden. De hele constructie is ook duurder, doordat de schietstaven met een (indertijd dure) metalen borgstrip moeten worden vastgezet.
De schietstaven zijn bedacht als werkbesparing. Bij het vervangen van staven (of het keren daarvan) moest het hele rondsel uit elkaar worden gehaald. Bij schietstaven hoefde dat niet. De schietstaven konden naderhand worden aangebracht door het bovenste vierkante gat om te boren tot een rond, conisch uitlopend gat waar de schietstaaf dan in viel en met een borgstrip geborgd werd.
De twee manieren om bij een takrad de kammen te borgen zijn ofwel met gebruik van vulstukken tussen de kammen (losse dammen) ofwel door de kammen in de beide velgen in te laten (vaste dammen).