Les 22
(2025)

Een waterwiel is bij benadering even groot als het scheprad. Een waterwiel kan dus zomaar 5-6 meter in doorsnede zijn.

Als je een waterwiel loshaalt, heb je sowieso 8 plooistukken en 6 kruisarmdelen. Daarnaast heb je uiteraard een aantal velgstukken en een hele set verbindingsmateriaal en kammen.

De kruisarmen van een waterwiel staan wat krom naar buiten gericht.

Een vlaamse vang heeft 5 vangstukken

De 5 vangstukken van een Vlaamse vang heten (vanaf de vangbalk gerekend): sabelstuk, kopstuk, schouderstuk, teenstuk en buikstuk.

Een waterwiel is een kroonwiel.

De kruisarmen van een waterwiel zijn gemaakt van eikenhout.

Het vijzelwiel zit aan de bovenzijde van de vijzelbalk.

Je molen heeft, als er geen buikstuk is maar wel vangstukken, een Hollandse vang (ook wel "stutvang" genaamd).

Als de vang gelicht is, zal de rijklamp op de rust rusten.

De kammen in een conisch wiel zijn ten opzichte van de velgen schuin naar buiten geplaatst.

De bout die bevestigd is aan het buikstuk heet de koebout.

Bij de Hollandse vang ontbreekt de koebout. om toch de vier overgebleven vangstukken strak om het bovenwiel te kunnen trekken wordt er een stut schuin omhoog in het voeghout (weerzijde) in de stutkamer geschoven. Als de stut de achterzijde van de kamer heeft bereikt, kunnen de vier vangstukken niet verder rond het bovenwiel draaien en zullen ze door het sabelijzer strak om het bovenwiel getrokken worden.

Vangstukken worden afgeduwd of aangetrokken met het sabelijzer.

Een staaf in een schijfloop kan je 8 keer keren. Vier keer rond en nogmaals 4 keer wanneer je de staaf ondersteboven draait.

Een volledig ronde bovenas zou erg zwaar worden. Er zijn daarom stukken tussenuit gelaten voor gewichtsbesparing.

De uitstekende stukken van een gietijzeren bovenas heten ribben.

🔝