Les 26
(2025)

In Groningen heeft gepelde gerst (gort) veel langer als volksvoedsel gediend. Daardoor hadden de pelmolens in Groningen langer werk.

De meeste Groninger pelmolens hebben ook een maalkoppel, zodat er bij te weinig wind toch gemalen kan worden. Verder draaien de pelstenen in Groningen op vaste persbalken (er zit geen lichtwerk op, zoals bij de Zaanse molens). Het krapper of ruimer zetten van de pelstenen gebeurt alleen als de molen stil staat.

De pelsteen heeft geen echt bilsel. De zijkanten van de pelsteen zijn wel ruw gemaakt met de zogenaamde rauwbeitel.

Dat hangt af van de molen, maar meestal vanaf windkracht 5. Windkracht 6 of 7 is nog beter.

Ofwel voor iets anders gebruiken, of, als dat nog niet eerder is gedaan: omkeren.

Het zou qua ruimte misschien wel kunnen, maar dan heb je twee keer zoveel luchtdoorvoer. De opwaartse luchtstroom is dan niet sterk genoeg om de gerst te laten dansen. De gaten groter uitslaan is ook geen optie, want dan vliegt de gerst erdoorheen.

Zaanse molens hebben zes smalle zoggaten, Groninger molens vier brede.

De pelsteen ligt tussen twee zolders in, vanwege de veiligheid. De stenen klapten nogal eens uit elkaar. Dit kwam doordat de pelstenen, anders dan maalstenen, niet verstevigd konden worden met ijzeren banden, omdat er met de zijkant van de steen wordt gepeld. Bovendien draait de steen sneller en is het materiaal van een pelsteen zachter dan dat van een maalsteen. In deze zolders liggen allerlei balken en andere voorzieningen om een geklapte steen op te vangen.

De ruimte naast of om de pelsteen heen is de dustgroep.

In Groningen wordt gezeefd op de zifterij, en in Noord- en Zuid-Holland op de warme en de koude harp. Technisch zijn deze in de basis gelijk aan de zifterij.

Volgens de meeste boeken is dit 11 mm, maar je mag onthouden: ongeveer 1 cm.

De afstand wordt afgesteld met de koepstikken. Dit zijn ronde stokjes van 11 mm doorsnede. Bij de schuif worden twee stokjes of een dikker stokje van 22 mm gebruikt om ophoping te voorkomen.

🔝